De onroerende voorheffing is een gewestbelasting, gevestigd op het kadastraal inkomen van onroerende goederen: gronden, woningen, gebouwen en sommige bedrijfsuitrusting.
Gemeenten en provincies vestigen opcentiemen op de gewestelijke basisbelasting. Dit gebeurt door een beslissing van hun raad die uiterlijk op 31 januari van het aanslagjaar moet genomen zijn. De opcentiemen worden samen met de basisbelasting ingevorderd door de Vlaamse Belastingdienst en later doorgestort naar de provincies en de gemeenten.
De gemeenteraad is bevoegd om gemeentelijke reglementen vast te stellen.
Het is gerechtvaardigd een billijke financiële tussenkomst te vragen van de belanghebbenden op het grondgebied van de gemeente, gelet op de financiële toestand van de gemeente en de wettelijke verplichting om een financieel evenwicht te handhaven.
In kader van de vrijwillige samenvoeging in 2025 wordt vanaf aanslagjaar 204 de opcentiemen op de onroerende voorheffing verlaagd van 875 opcentiemen naar 787 opcentiemen.
Artikel 1.
Vanaf het aanslagjaar 2024 worden 787 gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing geheven.
Artikel 2.
De vestiging en de inning van de gemeentebelasting gebeuren door toedoen van de Vlaamse Belastingdienst.
Artikel 3.
Het gemeenteraadsbesluit van 16 december 2019 betreffende gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing – aanslagjaren 2020 tot en met 2025 heeft slechts uitwerking tot en met aanslagjaar 2023.