Bij burgemeesterbesluit van 28 juli 2020 werd het tijdelijk politiereglement in het kader van de verspreiding van het coronavirus COVID-19 en aanvullende maatregelen betreffende de verplichting tot het dragen van een mondmasker in alle publieke gedeelten van de gemeentelijke en OCMW-gebouwen en faciliteiten en overige drukke plaatsen opgelegd.
Op heden is de piek in het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames voorbij.
Bij burgemeesterbesluit van 10 juni 2021 werd het burgemeesterbesluit van 28 juli 2020 gedeeltelijk opgeheven. De verplichting tot het dragen van een mondmasker voor iedereen vanaf de leeftijd van 12 jaar op de speeltuin, speelpleintjes en het skatepark werd opgeheven.
Bij ministerieel besluit van 25 augustus 2021 werd beslist dat het dragen van een mondmasker niet meer verplicht is in de publiek toegankelijke ruimtes van openbare besturen.
Het burgemeesterbesluit van 28 juli 2020 kan dan ook volledig worden opgeheven.
Dit besluit moet door de gemeenteraad worden bekrachtigd op de eerstvolgende vergadering, op straffe van verval.
Artikel 1.
Het burgemeesterbesluit van 28 juli 2020 betreffende tijdelijk politiereglement in het kader van de verspreiding van het coronavirus COVID-19, aanvullende maatregelen betreffende de verplichting tot het dragen van een mondmasker in alle publieke gedeelten van de gemeentelijke en OCMW-gebouwen en faciliteiten en overige drukke plaatsen en het burgemeesterbesluit van 10 juni 2021 betreffende gedeeltelijke opheffing van het burgemeesterbesluit van 28 juli 2020 betreffende tijdelijk politiereglement in het kader van de verspreiding van het coronavirus COVID-19, aanvullende maatregelen betreffende de verplichting tot het dragen van een mondmasker in alle publieke gedeelten van de gemeentelijke en OCMW-gebouwen en faciliteiten en overige drukke plaatsen wordt opgeheven.
Artikel 2.
Dit besluit zal bekend gemaakt worden overeenkomstig de modaliteiten voorzien in het decreet over het lokaal bestuur en treedt woensdag 1 september 2021 in werking.
Artikel 3.
Deze politieverordening zal onverwijld worden voorgelegd aan de gemeenteraad die ze dient te bevestigen.
Artikel 4.
Overeenkomstig artikelen 14 en 19, 2e lid van de gecoördineerde wetten op de Raad van State kan tegen deze beslissing een beroep tot opschorting en nietigverklaring worden ingesteld bij de Raad van State, wegens overtreding van hetzij substantiële, hetzij op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, overschrijding of afwending van macht, binnen zestig dagen vanaf de kennisgeving of bekendmaking. Dit beroep kan worden ingesteld door middel van een aangetekend verzoekschrift dat is ondertekend door de partij of door een advocaat die is ingeschreven op de tabel van de Orde van Advocaten.